Spelregels

Pétanque is een eenvoudig spel maar ook daarbij horen uiteraard spelregels. De basisregels worden hieronder uitgelegd.

Tijdens officiële toernooien en competities wordt het Reglement voor de Pétanquesport (RPS) gehanteerd, zoals vastgesteld door de internationale pétanquebond (FIPJP) , eventueel aangevuld met specifieke reglementen voor het desbetreffende toernooi. Omdat deze regels soms voor meerderlei uitleg vatbaar zijn heeft de NJBB een aantal veel voorkomende vragen beantwoord in het RPS Plus document.

Voor een compleet overzicht van alle reglementen verwijzen we naar NLpetanque.nl.

Verkorte spelregels

  1. Pétanque wordt gespeeld met holle metalen ballen (boules), een klein houten balletje (het butje) en een werpcirkel met een doorsnede van 50 cm, op een terrein van minimaal 12 bij 3 meter.
  2. Pétanque wordt gespeeld door twee teams. De teams kunnen bestaan uit één (tête-à-tête), twee (doubletten) of drie (tripletten) spelers. 
  3. Bij tête-à-tête en doubletten speelt elke speler met drie boules, bij tripletten speelt elke speler met twee boules.
  4. Het doel van het spel is de eigen boules dichter bij het butje te plaatsen dan die van de tegenstander.
  5. Het team dat de toss wint (Team A) kiest een baan en legt de werpcirkel op minstens 1 meter van de kant. Alle boules en het butje worden gegooid vanuit deze werpcirkel, waarbij de speler met beide voeten op de grond in de cirkel staat. 
  6. Een speler van Team A werpt het butje vanuit de werpcirkel in het speelveld op 6 tot 10 meter vanaf de cirkel en op minstens 50 centimeter van de achterlijn en van enig obstakel. Als dat niet lukt mag een speler van het andere team (Team B) het butje op een reglementaire plaats neerleggen. 
  7. Een speler van Team A gooit ook de eerste boule. Het is de bedoeling om deze boule zo dicht mogelijk bij het butje te plaatsen.
  8. Dan is Team B aan de beurt om een boule te gooien. Het is daarbij ook toegestaan de boule van de tegenstander of het butje, al dan niet opzettelijk, met de eigen boule te verplaatsen.
  9. Team B blijft aan de beurt totdat een van haar boules dichter bij het butje ligt dan de boule van Team A.
  10. Dan is het weer de beurt aan Team A om een boule te gooien, todat zij de beste boule van Team B verbeteren, enz. 
  11. Als één van beide teams geen boules meer over heeft mag het andere team haar overgebleven boules gooien.
  12. Een speelronde eindigt als alle boules gegooid zijn of als het butje buiten het speelveld terrecht komt.
  13. Als de speelronde voorbij is worden de punten geteld. Als het butje binnen het speelveld ligt levert iedere boule die dichter bij het butje ligt dan de dichtsbijzijnde boule van de tegenstander één punt op. Boules buiten het speelveld tellen niet mee. Als het butje buiten het speelveld terrecht gekomen is en één van beide teams geen boules meer over heeft, krijgt het andere team één punt per nog te spelen boule. Hebben beide teams nog boules over dan krijgt geen van beide punten. Per speelronde kan slechts één team punten krijgen. 
  14. De werpcirkel wordt op de plaats gelegd waar het butje geëindigd is, en het team dat de laatste werpronde gewonnen heeft begint de nieuwe ronde met het uitgooien van het butje.
  15. Het team dat als eerste in totaal dertien punten heeft gescoord wint de wedstrijd.

Hieronder vind je een handige samenvatting van de basisregels. Klik op de afbeelding om een grotere versie te downloaden die op A4-formaat kan worden afgdrukt.

verkorte_spelregels_2.jpg